Jantje zit op school. Zegt de juf: 'wie zichzelf dom vindt, mag gaan staan.' Iedereen blijft zitten. Opeens gaat Jantje staan. Juf:'Dus jij vindt jezelf dom, Jantje.' Nee juf,' zeg Jantje, 'maar ik vind het zo zielig dat u daar als enige staat.
Een man vraagt aan god: 'god, waarom heeft u vrouwen toch zo mooi gemaakt?' God antwoordt: ómdat je ze aantrekkelijk vindt.' Dan vraagt hij: 'Maar god, waarom heeft u ze dan zo dom gemaakt?' God antwoordt: 'Omdat ze jou ook aantrekkelijk vinden!'
Een man die bij de tandarts zit, spert zijn mond wel heel erg wijd open. 'Zo is het wel wijd genoeg,' zegt de tandarts. 'ik hoef niet in uw mond te staan om er een kies uit te halen.'
Liesje krijgt van haar moeder een koekje en gaat daarmee de rest van de dat voor de spiegel staan. 's Avonds vraagt haar moeder: 'Waarom deed je dat nou?' Liesje: 'zo leek het net of ik de hele dag twee koekjes had!'
'Jantje, kun jij het werkwoord zitten vervoegen?' vraagt de onderwijzer. 'Jawel. Ik zit, ik zat, ik ben blijven zitten.'
Een collectant belt aan en een man doet open. 'Dag meneer,' zegt de collectant, 'heeft u nog wat over voor de fanfare?' 'Sigaren?' vraagt de man, 'ik hoef geen sigaren.' 'Nee,' zegt de collectant, 'de fanfare, heeft u nog wat over voor de fanfare?' 'Wat nou sigaren? Ik hoef geen sigaren.' 'U verstaat mij verkeerd,' zeft de collectant, 'ik heb het over de fanfare. Of u nog wat over heeft voor de fanfare.' 'Wat zeur je nou toch: ik moet helemaal geen sigaren.' Zegt de collectant: 'Ach vent, stik met je sigaren.' Zegt de man: 'Ja , en jij met je fanfare!'
Jantje: 'Papa, kunnen citroenen piepen?' Vader: 'Citroenen? Nee, natuurlijk niet!' Jantje: 'O, dan heb ik net een kanarie uitgeperst!'
De pasgeboren Baby heeft sterke longen. Hij schreeuwt dat het een lieve lust is. Jantje vraagt: 'Moeder, baby'tjes komen toch uit de hemel?' 'Jazeker, Jantje,' antwoordt moeder. 'Nou, dan kan ik me goed indenken dat de engelen hem eruit hebben gegooid.'
'Uw verhaal is mij te gekleurd. Ik kan het echt niet in mijn krant opnemen,' zegt de redacteur. 'Maar hoe kunt u dat nu toch zeggen?' Werpt de auteur tegen. 'Nou, aan het begin van het verhaal ziet een oude man rood van woede, iets verderop ziet hij groen van nijd, weer wat later is hij wit van ergenis, later weer bleek van schrik en aan het eind ziet hij blauw van de kou.'
Er belt een collectant aan de deur. Een vrouw doet open. Het blijkt een collecte te zijn voor de vrijwillige brandweer. 'Karel.' roept de vrouw naar achteren, 'het is voor de vrijwillige brandweer. 'Roept Karel terug: 'Geef ze maar twee emmers water mee.'